Promotie van
hernieuwbare energie
Régis Lambert
Verantwoordelijke Hernieuwbare Energie bij BRUGEL

De opdracht van de dienst Hernieuwbare Energie van BRUGEL berust op drie grote krachtlijnen: de stimulansen voor de productie, informatie over de oorsprong van groene stroom en de integratie van hernieuwbare energie in het net en op de markt.

Welke impact heeft de COVID-19-crisis gehad op de sector van de hernieuwbare energie?

Régis Lambert: De nieuwe vermenigvuldigingscoëfficiënten die in juni 2020 in werking zouden treden, konden pas in januari 2021 worden ingevoerd. Door de gezondheidscrisis kreeg de fotovoltaïsche sector zware klappen en kon de toeleveringsketen niet normaal functioneren. Heel veel operatoren konden hierdoor de termijnen van hun contracten niet naleven. Aangezien veel projecten rekenden op de plaatsing van installaties net voor de verlaging van de coëfficiënten, stelde BRUGEL - na een analyse van de situatie en een overleg met de belanghebbenden -voor om deze verlaging van de coëfficiënt uit te stellen tot in januari. De Regering besliste om de regulator te volgen.

Als gevolg van de gezondheidscrisis konden we ook geen certificering van de installaties ter plaatse uitvoeren. We hebben dan maar een zelfbezoekprocedure ingevoerd. In dat verband vroegen wij aan de prosumenten om het bezoek zelf uit te voeren via foto’s die ze naar ons moesten sturen. Zodra het mogelijk is, zullen we de controlebezoeken ter plaatse uiteraard hervatten.

Hoeveel groene stroom werd er in 2020 geproduceerd?

RL: In 2020 heeft de productie van hernieuwbare energie een grote sprong voorwaarts gemaakt. Begin 2021 toonden de cijfers (voorlopige gegevens) aan dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 231 GWh hernieuwbare elektriciteit had geproduceerd - exclusief warmtekrachtkoppeling op aardgas - tegenover 219 GWh in 2019. In 2020 bedroeg het aandeel fotovoltaïsche energie 121 GWh (tegenover 88 GWh in 2019). Ten opzichte van de doelstellingen voor 2030 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de doelstelling van de hernieuwbare elektriciteitsproductie voor het jaar 2020 dus ruimschoots bereikt… en heeft het specifiek op het gebied van de fotovoltaïsche installaties zelf een voorsprong van enkele jaren. In vergelijking met de zeer duidelijke groei van deze hernieuwbare energiebron zijn andere er dan weer sterk op achteruit gegaan. De verbrandingsoven heeft bijvoorbeeld een kleiner percentage groene stroom geproduceerd, wat wellicht te wijten is aan de context in verband met de COVID-19-crisis.

Kunnen we op het vlak van de fotovoltaïsche productie spreken van een uitzonderlijk jaar?

RL: Absoluut! Uit de cijfers van de fotovoltaïsche productie die we hebben verzameld, blijkt dat we een recordjaar hebben gehad. Zo hebben we vastgesteld dat in 2020 meer dan 50 MWp (megawattpiek) werd geïnstalleerd. Vorig jaar was er al sprake van een eerste record met 40 geïnstalleerde MWp. Vandaag beschikt het volledige Brussels Hoofdstedelijk Gewest dus over meer dan 180 MWp aan fotovoltaïsche installaties.

Hoe kan deze vooruitgang van de fotovoltaïsche energie worden verklaard?

RL: Door over te gaan tot een gedetailleerde analyse van de situatie, stellen we ook vast dat ¾ van het fotovoltaïsche vermogen van de voorbije drie jaar werd geïnstalleerd door externe investeerders of in het kader van het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelanceerde SolarClick-programma. Er moet worden opgemerkt dat deze vooruitgang voornamelijk wordt gestimuleerd door de grote fotovoltaïsche installaties, terwijl de media zich meestal richten op de installaties van particulieren. Deze ‘privéproductie’ vertegenwoordigt in feite slechts minder dan 10% van de totale fotovoltaïsche energieproductie.

Daarnaast is het ondersteuningsniveau voor de fotovoltaïsche energieproductie sinds 2013 niet gedaald. BRUGEL vraagt trouwens al enkele jaren om een verlaging van deze steun, aangezien de kosten die inherent zijn aan een installatie sinds 2013 geleidelijk zijn gedaald. De Regering heeft beslist om deze verlaging van de steun in 2020 te concretiseren. Dit werd door de markt geïntegreerd en de aanvragen voor projecten zijn vóór deze deadline vermenigvuldigd. Alle spelers wilden nog profiteren van de huidige steun alvorens deze zou worden verlaagd.

Hoe staat het met de warmtekrachtkoppeling?

RL: Op het niveau van de warmtekrachtkoppeling tonen de cijfers een stagnerende tendens. In termen van geïnstalleerd vermogen zijn de cijfers al ongeveer vijf jaar constant, namelijk net geen 45 MW. We stellen vast dat het aantal installaties toeneemt, maar er is gebleken dat dit vooral kleine installaties zijn die niet veel extra geïnstalleerd vermogen opleveren. Daarnaast is voor sommige grote installaties de toekenning van de groenestroomcertificaten gestopt doordat het einde van de steunperiode van 10 jaar is bereikt, waardoor ze geen deel meer uitmaken van het systeem.

Hoeveel groenestroomcertificaten werden in 2020 uitgereikt?

RL: In 2020 heeft BRUGEL 695.000 groenestroomcertificaten (GSC) uitgereikt. Voor dat jaar bedroeg het quotum aan groenestroomcertificaten 10% in vergelijking met de geleverde elektriciteit. Resultaat: iets meer dan 450.000 GSC zullen nietig moeten worden verklaard. Het overschot van +/- 250.000 wordt dus opgeteld bij het geregistreerde aantal in 2019. De leveranciers zullen er dus geen probleem mee hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.

 

Wat is er gebeurd met de voorafgaande analyse die uw diensten hebben uitgevoerd met betrekking tot de invoering van een typologie van 5+1 categorieën?

RL: De steun voor de fotovoltaïsche installaties wordt verleend op basis van hun grootte. De historische criteria voor deze toekenning hebben betrekking op installaties onder en boven een piekvermogen van 5 kW. Deze typologie verdiende het om te worden verfijnd door de creatie van bijkomende categorieën, rekening houdend met het feit dat tussen 10 kW piek en 250 kW piek het verschil enorm groot is in termen van installatiekosten en schaalvoordelen. In 2019 zijn we begonnen met een voorafgaande analyse. De Regering heeft ons gevraagd om die verder uit te diepen. Deze studie heeft geleid tot de uitwerking van een voorstel voor een nieuwe typologie met 5 categorieën in verband met de omvang (onder 5 kWp, van 5 tot 36 kWp, van 36 tot 100 kWp, van 100 tot 250 kWp en boven 250 kWp) en een speciale BIPV-categorie.

We hebben deze nieuwe categorisering aan een openbare raadpleging onderworpen en aan de sector voorgelegd. Vervolgens hebben we een advies uitgebracht dat werd gevolgd en dat begin januari 2021 in werking is getreden.

Welk effect had deze beslissing op de sector?

RL: In aansluiting op deze nieuwe categorisering raadde onze dienst aan om de historische ondersteuning te verlagen, om beter aan te sluiten bij de marktrealiteit. We hebben een daling van 20% aanbevolen voor de kleinste categorie en 46% voor de grotere installaties. Deze beslissing moet in het licht worden gesteld gezien het feit dat de vermenigvuldigingscoëfficiënten sinds 2013 nooit naar beneden zijn bijgesteld. Van winstgevend was de investering dus te winstgevend geworden. Deze aanpassing was daarom essentieel geworden.

In 2020 konden de kleine Brusselse prosumenten voor het eerst niet meer genieten van de volledige compensatie. Heeft deze situatie nog tot discussies geleid?

RL: In 2020 konden de kleine Brusselse prosumenten (minder dan 5 KW) niet langer profiteren van de compensatie op het deel ‘netwerkkosten’. Dat was voor hen een primeur. Ze blijven echter profiteren van een vergoeding op het energiegedeelte. Er moet aan worden herinnerd dat deze situatie in 2014 door BRUGEL werd aangekondigd via onze tariefmethodologie. In 2014 tekenden enkele consumentengroepen beroep aan, maar ze haalden hun gelijk niet. Het debat is dus gesloten.

In 2019 bent u gestart met een kwalitatieve studie over het systeem van de groene certificaten. Kunt u ons daarover iets meer vertellen?

RL: In 2019 hebben we het consultancybedrijf PwC de opdracht gegeven om een kwalitatieve studie over het huidige systeem van groenestroomcertificaten uit te voeren. Deze audit resulteerde in twee opties: een intra-systeemoplossing om de bestaande te verbeteren en een extra-systeemoplossing die een volledige verandering aanraadde. Na een analyse van deze twee opties kwamen we tot de conclusie dat een radicale verandering van het systeem aanzienlijke transitiekosten met zich zou meebrengen, wat de markt zou kunnen destabiliseren. Deze optie zou ook tot een aanzienlijke rechtsonzekerheid leiden, aangezien de meeste aankoopcontracten op lange termijn worden afgesloten. Daarom beslisten we dat het beter was om in het huidige systeem te blijven en tegelijk de marktfluïditeit en de informatieverstrekking aan de actoren te verbeteren. Met dit in het achterhoofd zijn we van plan om de procedures voor de kleinste producenten van GSC te vereenvoudigen. We veranderen het systeem dus niet, maar we optimaliseren het!

Hoe ver staat het met de lancering van het eerste project rond collectief zelfverbruik in Brussel?

RL: In 2019 hebben we de mogelijkheid geactiveerd die (via de ordonnantie) aan BRUGEL werd geboden om afwijkingen op de markt- en tariefregels toe te staan. Ons doel was om een afwijkend kader (‘regulatory sandbox’) in te voeren om innovatieve energiemodellen, zoals energiegemeenschappen, te testen. In dat verband hebben we eind 2019 de eerste officiële aanvragen van projectbeheerders ontvangen. Zo konden vijf proefprojecten op de rails worden gezet, waarvan er één - het project ‘Les Bambins’ in Ganshoren - in augustus 2020 werd gelanceerd. Dit project betreft een school die is uitgerust met fotovoltaïsche panelen en een tiental particuliere consumenten (waarvan er een ook over FV-panelen beschikt). BRUGEL stond voor de deelnemers van dit project een afwijking op de markt- en tariefregels toe, omdat het normaal niet is toegelaten om rechtstreeks elektriciteit te verkopen. En dat is wat de school en de particuliere deelnemer doen door de overtollige energie die ze produceren beschikbaar te stellen aan de andere deelnemers. Daarnaast werd een andere afwijking op de tariefregels toegestaan, waardoor ze een verlaagd nettarief kunnen genieten. Als regulator zijn we van mening dat energiegemeenschappen modellen zijn met een hoog potentieel, vooral voor een agglomeratie als Brussel. Om de te ondernemen stappen uit te leggen, de opvolging van dossiers te verzekeren en initiatieven aan te moedigen, hebben we in augustus 2020 ook een speciale website online gezet (https://innovatieve-projecten.brugel.brussels).

In 2020 heeft BRUGEL de vermenigvuldigingscoëfficiënt die wordt toegepast op de warmtekrachtkoppeling in collectieve huisvesting herzien. Waarom?

RL: Net als voor de fotovoltaïsche sector heeft BRUGEL een oefening uitgevoerd om het vereiste ondersteuningsniveau voor de warmtekrachtkoppelingsprojecten opnieuw te berekenen. Deze studie werd aan een openbare raadpleging onderworpen om een input van alle actoren uit de sector te krijgen. In aansluiting op deze oefening heeft BRUGEL beslist om de 4 bestaande categorieën te behouden. De steun wordt daarom gehandhaafd of naar beneden herzien.

BRUGEL heeft analyses uitgevoerd op de BIPV-markt en de integratie ervan in het groenestroomcertificaatmechanisme. Waarom?

RL: In 2020 heeft BRUGEL een ambitieus werk uitgevoerd met alle BIPV-actoren (building-integrated photovoltaics). Deze oplossingen die fotovoltaïsche systemen integreren in bouwmaterialen, de gebouwschil en de gevels, hebben het voordeel dat ze elektriciteit produceren. Bij BRUGEL zijn we er vandaag van overtuigd dat het een van de elementen is die de productie van hernieuwbare energie in een regio als Brussel kunnen stimuleren. Tijdens onze uitwisselingen met de sector zijn we erin geslaagd om een duidelijke definitie van de BIPV te geven, de talrijke soorten van producten te categoriseren en de geschikte ondersteuningsniveaus voor elke categorie te identificeren. Het ontwerpvoorstel werd eind 2020 gepubliceerd en aan een openbare raadpleging onderworpen. Aangezien alle actoren vooraf werden betrokken, hebben we geen enkele opmerking ontvangen.

Waarom heeft BRUGEL zijn statistieken over hernieuwbare energie herzien?

RL: Onze beslissing om de statistieken te herzien vloeit voort uit een denkoefening over de bovengenoemde kwalitatieve studie. Een van de conclusies had betrekking op de noodzaak om de informatieverstrekking aan de actoren te verbeteren. In dat verband hebben we beslist om de reikwijdte van de overgemaakte informatie uit te breiden en alle gegevens op een meer rationele manier te centraliseren.

Welke maatregelen heeft u in 2020 genomen om de traceerbaarheid van de garanties van oorsprong (GO) te garanderen?

RL: Wat de garanties van oorsprong betreft, het Europese instrument voor de traceerbaarheid van de geleverde elektriciteit, volgt BRUGEL de werken van de AIB actief op inzake de uitbreiding van het toepassingsgebied tot andere energiedragers, zoals biogas, waterstof en warmte en koude.

Daarnaast slaagde BRUGEL erin om zijn audit, die werd uitgevoerd door de AIB, succesvol af te ronden na een intensief uitwisselingsproces. Deze audits zijn voor de AIB het instrument bij uitstek om de naleving en de kwaliteit van de protocollen en de regels onder haar leden te waarborgen.

Tot slot hebben we belangrijk werk verricht met betrekking tot onze onlinetool ‘Greencheck’, die sinds de zomer van 2020 helemaal up-to-date is.